Bossche Monumenten 2021
Auteur: Ed Hupkens |
120. Laatmiddeleeuwse oorsprong
Het pand Kolperstraat 5 heeft monumentale waarde vanwege de grotendeels nog aanwezige laatmiddeleeuwse structuur van voor- en achterhuis met samengestelde balklagen. Foto: Josephine Peren
Het pand Kolperstraat 5 staat op een diep, rechthoekig perceel. Het achterste deel van de begane grond loopt gedeeltelijk door achter het linker buurpand nr. 7. Het gebouw heeft een laatmiddeleeuwse oorsprong. Het is opgebouwd uit een 15de-eeuws voorhuis met daarachter een eveneens 15de-eeuws achterhuis. Voor- en achterhuis zijn van elkaar gescheiden door een brandmuur. Deze muur is op de begane grond nog slechts ten dele bewaard gebleven. Sinds maart 2005 staat het pand geregistreerd als gemeentelijk monument.
Het achterhuis is in de late 16e eeuw met een verdieping opgehoogd, waarbij een houtskeletconstructie is aangebracht. In 1632 komt het pand in archiefstukken voor onder de naam ’t Wapen van Luyck, later draagt het de naam ’t Wapen van Vranckrijk. Het voorhuis omvat vier niveaus: kelder, begane grond, eerste verdieping, zolderverdieping. Het hogere achterhuis telt eveneens vier verdiepingen, maar is in tegenstelling niet onderkelderd. De vloeren van het voor- en achterhuis verspringen gemiddeld 1 tot 1,5 meter van elkaar. De kap van het achterhuis ligt hoger dan het voorhuis, beide delen zijn afzonderlijk voorzien van een zadeldak, met een dakschild aan de voor- en achterzijde.
De voorgevel is een gepleisterde, laat 19e-eeuwse lijstgevel met een houten pui uit 1936. De pui bestaat uit een grote etalageruit boven een betegelde borstwering, een toegangsdeur links daarvan en glas-in-lood bovenlichten. De vier gevelopeningen op de eerste verdieping en op de zolderverdieping zijn voorzien van moderne, kunststof kozijnen. De gevel eindigt met een sober vormgegeven kroonlijst. In het muurwerk van de rechterzijgevel zijn op de begane grond sporen te zien van drie korfboogvormige spaarnissen en op de eerste verdieping van drie rondboognissen. Op de tweede verdieping in het achterhuis bevindt zich een kaarsnis. De kelder onder het voorhuis is gesitueerd tegen de rechterzijgevel. Eind 19e eeuw is het tongewelf van de kelder vervangen door een enkelvoudige, eiken balklaag. In de getrapte brandmuur zijn, op zolderniveau, nog restanten van een rookkanaal zichtbaar. In het achterhuis zijn de samengestelde balklagen van moer- en kinderbinten boven de begane grond, eerste en tweede verdieping, nog grotendeels aanwezig. Het achterhuis is drie balkvakken diep. Het eerste balkvak op de eerste verdieping bezit nog het oorspronkelijke, eiken spreidsel tussen de kinderbinten. Een van de moerbalken bezit een laatgotisch sleutelstuk met peerkraal. De balklaag boven de tweede verdieping heeft aan de rechterzijde nog een 16e-eeuws sleutelstuk.