Bossche Monumenten 2022
Auteur: Ed Hupkens |
148. Sterk verticale geleding
Het pand Koningsweg 38 heeft een sterk verticale geleding door een uitspringend, torenachtig bouwdeel. Foto: Josephine Peren
Koningsweg 38 vormt het linkerdeel van een ensemble van drie panden. Te weten: Koningsweg 38, 40 en 42, die alle in 1919 naar een ontwerp van de architect J. Hurkens zijn gebouwd. De gevels kenmerken zich door een strakke vormgeving met Engelse invloeden en elementen die ontleend zijn aan de art deco. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de sterk verticale geleding van de gevels, door toevoeging van een uitspringend, torenachtig bouwdeel, de markante vormgeving van de ingangspartij en de forse overstek van de daklijst. Sinds september 2003 staat Koningsweg 38 geregistreerd als gemeentelijk monument.
Het pand telt vier niveaus: begane grond, eerste, tweede en zolderverdieping onder een plat dak. Aan de voorzijde is het echter voorzien van een dakschild. De torenachtige uitbouw op de rechter vensteras is voorzien van een afzonderlijk dakschild, dat op dit deel van het dak aansluit.
De gevel is twee vensterassen breed, bestaande uit een uitspringend, torenachtig deel aan de rechterzijde en een breder geveldeel links hiervan. Het onderste deel van de torenachtige uitbouw is uitgevoerd in Bentheimer zandsteen en vormt de omlijsting van een portiek. Deze in art deco-stijl vormgegeven omlijsting is opgebouwd uit een rondboog die gedragen wordt door twee kleine zuilen met geprofileerde consoles. Deze zijn geplaatst op een lage borstwering. In het portiek bevindt zich de originele deur. Het bovenlicht is – en dit geldt voor nagenoeg alle bovenramen – voorzien van een voor de bouwtijd typerende roedenindeling met kleine ruitjes. Op de eerste verdieping is een kruisvenster, geplaatst op een natuurstenen onderdorpel en aan de bovenzijde voorzien van een natuurstenen latei. De onderramen zijn draaiend. Op de tweede verdieping, strak tegen de onderzijde van de daklijst, is een tweede soortgelijk, maar minder hoog venster geplaatst.
Het linkerdeel van de voorgevel is verticaal geleed door middel van twee pilasters, die over de volle hoogte doorlopen. De begane grond en de eerste verdieping worden elk in beslag genomen door een brede, drieledige gevelopening die overspannen is met een natuurstenen latei, met daarboven een bakstenen rollaag. De middelste gevelopening is het breedst en is op de begane grond ingevuld met een deur. Op de eerste verdieping bevindt zich op diezelfde plaats een natuurstenen balkon met openslaande deuren. Beide gevelopeningen worden geflankeerd door smalle, op een borstwering geplaatste vensters met een draaiend onderraam en een vast bovenlicht.
Afwijkend is het erkervormige, drieledige venster op de tweede verdieping. Die rust op twee klossen en is met de bovenzijde direct tegen de onderzijde van de fors overstekende bakgoot geplaatst. Alle drie de vensterdelen zijn even breed. De bovenlichten hebben een roedenverdeling in zessen.