Iedere zondag en woensdag
van 11:00 - 13:00 uur bij
ROS-Radio/ROS-TV-krant,
ZIGGO kan. 43 en Trinet kan. 532
Iedere zondag van 13:00 - 15:00 uur
en dinsdag van 12:00 - 14:00 uur bij
Lokaal 7, FM 107.4 en Lokaal7-app
en maandag en vrijdag van 18:00 - 20:00 uur bij Streektaalradio.nl
en natuurlijk 24 uur per dag
via onze website.

Bossche Straten 2014

Ruudjes - D

Ster inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactief
 
Ruudd’Ouwedag
d’Ouwedag is niet te omzeilen,
daar kun je zomaar niet omheen.
Ontkennen lukt nog wel somwijlen,
al ben je minder goed ter been.
d’Ouwedag moet je mee leren leven,
velen zijn daar niet handig in.
Blij zijn met wat je wordt gegeven,
geeft aan die tijd nog volop zin.

Dag cent
De kleine dingen zijn het die het zouden moeten doen.
Het waren nooit de grote zaken die het deden.
Nu gaan we uit ons dak, pas met ’n stuk of wat miljoen,
met minder dan zes nullen zijn we niet tevreden.
De cent, heel vroeger nog, ons zondag kapitaal,
is uit, we moeten ons met pinnen gaan behelpen.
Het zal niet lang meer duren of ik zie ons allemaal
betalen, net als toen, met kralen en met schelpen

Dag Ot en Sien
Wie klost er nog op klompen rond,
wie ziede nog met kreuges kruien?
Wie geeft nog om z’n geboortegrond,
wie zal er nog ‘n geit vertuien?
Wie maalt nog om ’n voorgeslacht,
doet ooit een duik in het verleden?
Het is de wisseling van de wacht,
er is geen toen meer, enkel heden.
Wie hapt nog koek, of loopt nog zak,
of houdt zich aan de zondagsplichten?
Zelfs polkabrok en pruimtabak,
die moesten voor de voortgang zwichten.

Dag 2011
Alweer ’n jaartje ging voorbij,
voor haar, voor hem, voor jou, voor mij.
Zo’n jaartje komt wat traag op gang,
dat is maar even, duurt niet lang,
dan is het in ’n vloek, ’n zucht,
verdwenen, opgegaan in lucht,
net of het er niet is geweest,
mystiek, nog vager dan ’n geest

Alleen zo af en toe ’n flard,
ziet u terug ietwat verward:
’n Erge ziekte van je kind,
het overlijden van ’n vrind,
je vrouw die niet meer met je praat,
je man die je zomaar verlaat,
het plots verliezen van je baan,
met lege handen blijven staan.

Maar ook ‘n tikkeltje diffuus,
de dagen zonder paraplu’s,
’n weekenduitje in de zon,
’n tochtje in ’n luchtballon,
fijn, onbezorgd met je gezin,
’n dag of wat de bergen in,
met je vriendin naar ’n concert,
of zomaar thuis ’n ferm bord snert.

Zo’n jaar heeft iets miraculeus,
vrijblijvend, maar ook rigoureus.
Je wint ‘ns wat of geeft wat prijs,
door schade en schande word je wijs.
Al lijkt het ongelofelijk thans,
we krijgen toch ’n nieuwe kans,
in ‘t ongerepte nieuwe jaar,
laat ons die grijpen met mekaar.

Dag Ouwe Jaar
De Kerst wist vree te brengen
met alle praal en pracht,
de dagen gaan weer lengen,
ten koste van de nacht.
Het jaar loopt op z’n endje
z’n uren zijn geteld,
’n laatste prevelementje
en hij ruimt ook het veld.

Dag Sinterklaasje
Zo, dat hebben we gehad,
het leed is weer geleden.
Het gewauwel zijn we zat,
geen mens die was tevreden..
Veel muziek was gauw te hard
de Sint niet eerbiedwaardig
D’een die vond de Piet te zwart,
z’n keuzes niet rechtvaardig.
Het was beter toch dan niets
en komen ‘r barre tijden,
dan komt Niklaas op de fiets,
Piet op z’n step terzijde.

De Aarde
De aarde draait niet om de zon,
Copernicus kan me nog meer vertellen.
Hoewel hij ’t aannemelijk voor kon stellen,
verneem ik uit ’n nieuwe bron:
bewijzen schakelen zich aaneen,
de harde waarheid is niet meer te stuiten,
de wereld draait alleen nog om de duiten,
beweegt zich om de euro heen.

De jaren
De jaren die komen en gaan,
met zonlicht en wolken en regen,
met alles erop en eraan,
elk jaar kent z’n voor en z’n tegen.
Getijden die vliegen voorbij
met bloemen, met vruchten, met knoppen.
Het heeft iets van harddraverij.
probeer maar niet om dat te stoppen.

De Kartrekker
Wie zal er nou, vraag ik me af,
al die cultuur in Best bewaken.
Het paard nokt in gestrekte draf,
zelfs het ED bracht het ter sprake:
de ”Bestse” stuurlui staan aan wal,
naast alle kunstanalfabeten.
Ze zetten Gerard maar op stal.
maar die wil van geen wijken weten.

De Knalfreak
Vingers de lucht in, da’s gieren en brullen,
elleboog kwijt , maar wel heerlijk geknald,
doof van de klappen, dat is om te smullen,
haar in de fik, heeft z’n feest niet vergald,
één oog verdwenen, da’s leuk, dat is enig,
neus gehalveerd, ook geen man overboord.
Kin in de kreukels, dat noemt ie pas geinig,
gat in de buik is iets wat ‘m niet stoort,
tanden geveld, zoiets vindt ie best olijk,
stelt zich dan voor als Jerom Handicap,
zegt, (als je vraagt waarom ben jij zo vrolijk)
:‘k kan best wat missen, door de pret die ik heb!

De lente
De lente lacht, de lente lonkt,
de eerste zwaluw komt gevlogen.
De hele wereld lijkt verjongd,
maar het gebeurt weloverwogen.
‘tIs ieder jaar ‘n mooi verhaal,
’n steeds weer splinternieuw gebeuren.
’n Voorjaarsparty heel speciaal,
’n vreugdefeest van klank en kleuren.

De Maas
Ze wonen aan dezelfde rivier,
maar lijken, voor geen meter, op mekander.
‘n Ieder op ‘n andere manier,
zijn ze toch van huis uit Nederlander.
De ene is met Feyenoord getrouwd,
verdient z’n boterhammen in de haven.
De ander zweert bij bronsgroen eikenhout,
heeft levenslang naar steenkool lopen graven.
De buitenstaander vindt zoiets maar dwaas,
zijzelf doen onverstoord hun ding en zwijgen.
Ze werken en ze wonen aan de Maas,
en zijn daar met geen stok vandaan te krijgen.

De martelgang van een kiezel
Een rotsblok breekt hoog uit ‘n berg
en stort in ‘t stromende water,
het lijkt in’t begin niet zo erg,
maar ‘t tegendeel blijkt jaren later.

Zo’n stroming is sterker dan steen,
beknabbelt de koeien van keien,
zo’n rots valt in stukken uiteen,
tot kloofklare kiezelpartijen.

Zo’n kiezel wordt nooit meer een rots,
rolt zeewaarts met al z’n kornuiten,
wel grind onderweg van ‘t geklots
en moet daar als maaszand besluiten.

De mens
De mens is geen ontwerp,
de wording was per ongeluk.
’n Robot toont dat scherp,
zijn onderdelen stuk voor stuk,
worden te saam geschikt,
volgens ’n ingewikkeld plan,
geschetst, gedubbelklikt,
zo ging dat niet bij vrouw of man,
die zijn gewoon ontstaan,
ze zijn er en geen een vermoedt,
waar komt zoiets vandaan?
Zo’n creatuur van vlees en bloed,
zo’n wonderlijk object ,
geen schroefje komt er aan te pas
en waar het is verwekt,
er wordt beweerd: in het moeras.

Moeders pappot
Mondjesmaat gaat ’t grut ‘t nest verlaten,
de pappot van moeder die blijft favoriet,
zitten doen ze, waar ze jarenlang zaten,
het denken aan gaan, maakt ze al kierewiet.
Leven op kamers zien jongeren niet zitten,
’n korf zonder zorgen is hen naar de zin
en slechts de binken, de hittepetitten,
die trekken op goed geluk de wereld in.

De tijd
De tijd tikt de uren van de klok
tikt de ruiten van je rok,
tikt de kippen van hun stok.
De haan kraait: goeiemorgen.
De tijd tikt de uren in het rond,
tikt de blaren naar de grond,
tikt de woorden uit je mond.
De haan kraait: goeie morgen.
De tijd zet de heksen op de waag,
grijpt de boeven in hun kraag,
jaagt de klunzen uit Den Haag.
De haan kraait: goeie morgen.
De tijd tikt je leven zo voorbij,
tikt de kippen van het ei,
tikt de krullen van de sprei.
De haan kraait: goeie morgen.
De tijd tikt de tellen van de dag,
tikt ze met de Franse slag
tikt het PVV-gedoog verdrag.
De haan kraait: kukeleku.

De tonprater
Getapt wordt bier ‘t liefst gezien
met kraag, ’n delicate.
De tonprater die doet misschien,
méér schuimsel in z’n praten.
Het praten wordt heel vaak geblèr,
’n niet te pruimen blaten,
de prater heeft dat door z’n air,
zelf amper in de gaten.
Hij zoekt z’n prooi heel enthousiast,
in stegen en in straten.
Van ‘t heilig huisje zal hij vast,
geen steen op d’ andere laten.
Choqueren dat is zijn beleid,
al gooit men met tomaten.
Voor hem telt niet de kwaliteit,
alleen de resultaten.

De ware tuinder
De ware tuinder is een optimist,
spijts nachtvorst en insectenplagen,
duikt ie, als een bok op de haverkist,
zo snel z’n benen ‘m kunnen dragen,
de tuin in en werkt zich het apenzuur,
om die handmatig om te spitten,
luisterend naar de stem van de natuur,
die commandeert: poot zonnepitten
en bonen, bieten, bieslook, boerenknol,
blijf goeie vrienden met de koeien,
hun mest speelt namelijk een sleutelrol,
om al dat spul te laten groeien.

De ware vegetariër
De ware vegetariër,
die weigert tijgerbrood,
ziet niks in muizenissen
en maakt geen tuinslang dood,
hij lust geen vlinderdassen
en eet geen hobbelpaard,
wil nimmer zondebokken
en neemt geen hondsdraf-taart,
geen drop- of dat soort katjes
en niets wat zegt miauw,
blijft ver van koeienvlaaien,
hij pakt geen berenklauw,
bedankt voor mottenballen
en apekoolmisbruik,
smult niet van koekoeksklokken,
of van ’n bokkenpruik.
De ware vegetariër,
maak je vooral niet blij,
met iets wat kraait of kukelt,
wel met chocolade ei.

De zevende dag
In ‘n dag of zes schiep God de aarde,
’n klus die hem voldoening gaf,
Toch, hoewel hij geen inspanning spaarde,
leek het levenswerk maar half af.
wat er miste, kon hij niet benoemen
dat zag Hij niet zo een twee drie.
In weerwil van het scala aan bloemen,
die geuren- en kleurenorgie
de uitgelaten, kolkende rivieren,
de wind die aanzwol tot orkaan.
de enorme variëteit aan dieren,
de zon, de sterren en de maan,
de spuitende, vurige vulkanen,
met vlammen rood en geel en groen,
de schier eindeloze oceanen,
moest hij nog dringend één ding doen,
Iets waaruit z’n scheppingskunst zou blijken,
‘t eind van al, de slotcadens,
’n creatie die op hem zou lijken,
en dat werd, op het laatst, de mens.

De zon
De zon komt op, de zon gaat onder
dat gaat zo steeds maar op en neer
in donkere nachten zit je zonder,
maar overdag is ze er weer

Het helpt je niet om te gaan vitten
zo doet ze’t al vanaf ’t begin
de ’s winters bliift ze langer pitten
en ’s zomers haalt ze het weer in

De zon is d’ene keer ’n zegen
en op ’n andere dag ’n strop,
maar kun je er ’n beetje tegen
dan helpt ze je er boven op

Daar kun je je niet in vergissen
ze is van al wat leeft, de bron
We zouden haar niet kunnen missen
’t was geen leven, zonder zon.

December
Alle feesten op ’n kluitje,
dat is de decembermaand,
Sinterklaas en Kerst en oudjaar,
al die dagen wordt gekaand
en gepimpeld bij het leven,
suikergoed en speculaas
weggespoeld met huppelwater,
met de Kerst ’n flinke haas,
links en rechts kalkoenenbouten,
opgevuld met veel gehakt,
Eindpunt voor veel ganzen
die zijn dan ook uitgegakt.

Delen
Weet je wat we zouden moeten willen kunnen doen,
weet je wat we zouden moeten willen?
Zomaar in de zomer zitten zonnen in’t plantsoen,
zonnebaden in je blote billen.
Weet je waar we nu ‘ns zouden moeten kunnen gaan,
wat we zouden moeten aanbevelen?
Dwars door de woestijn met ’n kamelenkaravaan
en het mooie ook met anderen delen.

Deunen uit doosjes
Waar bleven de dartele deunen,
die vroeger vaak werden gehoord?
De sfeer nu wordt ziek door het dreunen,
en wij elektronisch gestoord.
Niets wordt er nog lijfelijk bezongen,
we worden door mainframes bespeeld,
techniek heeft de vreugde verdrongen
en zet ons playbackend in beeld.
Ooit klonken uit duizenden kelen,
de liedjes van vreugde en smart,
je kon ongekunsteld staan kwelen,
de tonen rechttoe uit het hart.

Dichtvaardig
Dichters fabrieken als zotte poëten,
verzen en regelen tot ‘n gedicht.
Ze zijn van klankrijke woorden bezeten,
als je normaal bent dan lukt het niet licht.

Eerst ’n exempeltje voor de refreinen,
’n illustratie van hoe het niet moet.
Géén quatsch van quasi serene kwatrijnen,
als ze maar rijmen dan vindt men het goed.

Ritme en rijm laten zich node binden,
daar komen inzicht en tact bij te pas.
Soms moet je zelfs weer het wiel uit gaan vinden,
’n volgend keer is het helder als glas.

Sommigen schudden hun vers uit de mouwen,
lichten daarvoor zelfs het hemd niet eens op.
’n Ander die zal zich een ongeluk sjouwen
en vindt zich terug in ’n doodlopend slop.

Dierendag
Snuitje en Miepie, twee Ollandse katjes,
arrogant, zoals slechts katwijfjes zijn,
krijgen geregeld hun droogjes en natjes,
ieder apart op hun eigen terrein.
Nakend elkaar, op het scherp van de snede,
is d’ een de ander niet erg goed gezind.
Tussen die twee heerst gewapende vrede,
zo als je het bij veel mensen ook vindt.
Daar zie je links en rechts ook heel wat paren,
die door het leven gaan als kat en hond.
Krabbend en bijtend en plukkend aan haren,
een, wat je noemen kunt, monsterverbond.

Dierendag!
Voor ieder dier is’t dierendag,
ook voor het varken en de geiten,
daarom vandaag geen visafslag,
geen stierenvechten, berenbijten.
Feest voor de beestjes in’t asiel,
de honden, katten, proefkonijnen,
de grootste haan, de kleinste kriel,
de zebravinken en dolfijnen!

Dierendag
‘t Mensje is ’n diereneter,
daarom is’t ’n kuddemens.
‘tHoort zo en men weet niet beter,
‘tis ‘n nare kwintessens.
Hoog voelt zich de mens verheven,
boven alles wat er leeft,
da’s ‘m op het lijf geschreven,
en ‘tis al waar hij naar streeft.
Barbecue en dat soort feesten,
zijn er ’t koste wat het wil,
dan zijn mensen vaak net beesten,
en waar zit dan het verschil.

Dierendag
Ze was voorwaar niet voor de poes
en zomaar niet te paaien.
Ze vond me teveel robbedoes,
ik mocht haar zelfs niet aaien.
Als ik haar riempje om wou doen,
zei ze behoorlijk kattig:
hou jij eens even je fatsoen,
nee ze was niet zo schattig.

Ze zat als ik haar pakken wou,
hoog in de glasgordijnen,
daar zat ze als een kat in ’t nauw,
’n uur lang te chagrijnen.
Zo’n woeste, wilde wijfjeskat,
is haast niet voor te stellen
maar toen ik zei: ik denk maar dat
ik het asiel ging bellen,

werd het opeens ’n knuffel beest,
die zieltjes wilde winnen.
Nou is het alle dagen feest,
want ze doet niks als spinnen.

Dikdoenerij
Bescheidenheid kan de mens sieren,
maar velen zijn niet zo discreet,
die zien meer in bluf en in branie
en lopen lawaaierig breed.
Kapsones zijn vreselijk lastig,
het is ´n vervelende straf,
hoe kom je toch aan die allures,
de vraag is hoe kom je er af?

Dinsdag
Elkeen zegt da‘k op moet schieten,
roept begrijpelijk en luid,
maar ik laat ze lekker schreeuwen,
ik lees eerst m’n krantje uit.

Alleman zeurt: kom ‘ns kijken,
er blikt iemand door de ruit.
Ik zeg: laat ‘m lekker loeren,
eerst lees ik m’n krantje uit.

Ook m’n vrouw zit steeds te zeuren:
luie vent, je doet geen fluit.
‘kHou me doof, ik wil niks horen,
eerst dan moet m’n krantje uit.

Iedereen loopt te bevelen,
zit me constant op m’n huid.
Lak heb ik aan al die lieden,
ik lees Groeiend Best eerst uit.

Dolce far niente
‘ns Eventjes nietsen,
geen vermaning of preek.
’n Stief eindje fietsen
en geen nieuws uit de streek.
‘n Hamburger spietsen,
zeker géén apotheek.
’n Bockbiertje bietsen,
geen gedicht deze week!

Donkere december
December is altijd een moeilijke maand,
met dagen ijskoud en pikdonker,
met straten en stoepen heel vaak ongebaand,
op ’t laatst pas het eerste geflonker,
‘n Piet in de schoorsteen, ’n paard op het dak,
’n Sint afgezakt uit het zuiden,
’n slee met ‘n Kerstman met baard en met zak,
bestuurders die stormklokken luiden.

Maar dan zijn daar plotseling zeeën van licht,
’n nieuw jaar begint zich te roeren,
dáár worden de schijnwerpers nu op gericht,
het ouwe raakt over zijn toeren,
het maakte niet waar wat van hem werd verwacht,
wel wereldwijd heel veel gedonder,
we tellen nu af naar de oudejaarsnacht
en hopen maar weer op ’n wonder.

Dorst
40 dagen zonder alcohol,
is ’n marteling, of ’n makkie.
Voor de dorstige is de maat vlug vol,
voor de sobere: kat in het bakkie.
Die is met zo’n kuur gauw klaar,
zul je niet gauw horen klagen,
maar voor de verwoede boemelaar,
zijn het 40 zware dagen.

Draadloos
Het wordt elke dag weer wat gekker,
want strakjes heeft niks meer ’n stekker
en heet het met recht: stop contact!
‘n Draadje is dan niet meer nodig,
het zijden zelfs wordt overbodig,
want elke connectie vervlakt.
De draad die verdwijnt, ook de rode
en draadloos wordt heersende mode,
verstandhouding raakt uit de tijd.
De huwelijksband gaat naar de knoppen,
als elke relatie gaat stoppen,
dan zijn we de draad zeker kwijt.

Droevige kerst
Met kerst ben ik droevig, ‘kweet niet waardoor
en loop zomaar wat rond te jengelen
’n uur zonder tranen, daar teken ik voor
na ‘t blije gezang van de engelen
Ik jammer om ganzen bij mij op m’n bord
om hazenpastei en kalkoenen
‘kheb meelij met al wat er kakelt en knort
ik eet het met lood in m’n schoenen.

Druk
Jij hebt het druk,
ik heb het druk,
wie heeft het eigenlijk niet druk?
We rennen, we jachten en jagen.
Jij hebt geen tijd,
ik heb geen tijd,
wie heeft er eigenlijk nog tijd,
om eens naar je toestand te vragen.

Jij hebt niet door,
ik heb niet door,
wie heeft het eigenlijk wel door,
dat dit niet eeuwig kan duren?
Jij merkt ’n keer,
ik merk ’n keer,
iedereen merkt het ’n keer,
heel vaak pas te elfder ure.

Durske
Weer ’n zondag is verstreken,
weer ’n week is er voorbij.
Hoeveel dagen, hoeveel weken,
hoeveel jaren is’t al: wij?
Hoe vaak: dag m’n schat, tot strakjes
en hallo ik ben er weer,
Sinterklaas en Kerst met pakjes?
Heel misschien wel duizend keer.
Nu moet ik je weer verlaten,
Moeilijk raak je het gewend.
Maar hou morgen in de gaten,
Want dan ben ik weer present.


© 2011 - 2024 'n Lutske Brabants - donderdag 28 maart 2024 - Tijd: 00:00:00 - Webdesign: Broeklandsoft - Sponsor: Frans van den Bogaard