Iedere zondag en woensdag
van 11:00 - 13:00 uur bij
ROS-Radio/ROS-TV-krant,
ZIGGO kan. 43 en Trinet kan. 532
Iedere zondag van 13:00 - 15:00 uur
en dinsdag van 12:00 - 14:00 uur bij
Lokaal 7, FM 107.4 en Lokaal7-app
en maandag en vrijdag van 18:00 - 20:00 uur bij Streektaalradio.nl
en natuurlijk 24 uur per dag
via onze website.

Bossche Straten 2015

Muzikant

Ster inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactief
 

Ruud

Muzikant

Mijn muziekloopbaan begon al bij mijn geboorte. Ik kon eerder musiceren dan lopen, geloof ik. Die geboorte is trouwens helemaal niet zeker, want het gerucht gaat, dat mijn vader mij uit een ouwe piano gezaagd heeft, maar dat is nooit bewezen. Voor ik zes jaar was, had ik alle soorten accordeons, piano’s en violen onderhanden- en voeten gehad. Mijn vader dreef namelijk een levendige handel in tweedehandse en meestal krakkemikkige instrumenten. Tot aan mijn tiende jaar, heb ik altijd gedacht, dat een viool maar twee of drie snaren had. We hadden er ook vaak met maar één snaar en dat was er soms nog een van een gitaar. Een strijkstok mocht niet te veel haar hebben, want dat zat meestal toch maar in de weg.
Mijn vader had een heel eigen opvatting van muziek en van musiceren in het bijzonder.
Naast ons woonde namelijk een pas afgestudeerde pianolerares en die vroeg voor de lessen die ze gaf 25 cent per uur aan haar leerlingen. Mijn vader ging op boeren- en andere bruiloften spelen en kreeg daarvoor vijf gulden, plus vaak nog wat eieren of een stuk ham.
Dus je snapt wel dat ik, hoe graag ik het ook wilde, geen muzieklessen mocht gaan halen.
De enige lessen die ik kreeg, bestonden uit het meespelen met mijn vader van de straatdeuntjes waarvan hij er ontelbare kende en op zijn eigen wijze interpreteerde. Titels en teksten waren ook niet belangrijk. Wel heb ik van hem geleerd dat muziek werk was en inkomsten en werk behoorde je met hart en ziel te doen. Voor hem gold ook: afspraak is afspraak. Zodoende heb ik later meermalen met 39 graden koorts op de bühne gestaan en daarbij nog gelachen ook. Mijn vader hield ook niet van een vaste bezetting. Dat was meer een kwestie van de minst-vragende. We hadden op een gegeven ogenblik een buurjongen die één akkoord kende op zijn gitaar en die ging voor niks mee spelen. Dat waren de meest gewaardeerde musici bij ons vader. Soms gebeurde het dat er op de bühne een band stond met twee drummers, of twee bassisten of bijvoorbeeld vier gitaristen en ga zo maar door.
Op mijn twaalfde jaar werd ik oud en vakbekwaam genoeg bevonden om mijn vader te vergezellen naar de optredens. Ik wist toen nog niet helemaal zeker wat voor instrument ik zou gaan spelen, maar ik nam voor de zekerheid een accordeon mee. Als ik dan op hield met spelen, omdat ik het liedje niet zo goed kende, bleef toch de harmonica van vader klinken want die bleef altijd doortrekken. Die vond niet zo belangrijk, wát er gebeurde, als er maar iets gebeurde. De podia waarop we speelden, varieerden van een koeienstal bij een boer, tot het grote podium van een stadsschouwburg. De hoogte varieerde van min twintig centimeter tot plus twee meter. De geluidsversterking in die tijd bestond uit een afgedankte radio en voor vijf of zes man één microfoon, die meestal op het eind van de avond het bijltje er bij neer gooide. Het vervoer van de instrumenten, geschiedde per fiets, bakfiets, veewagen, of een enkele keer met zessen in een taxi.
Toen ik ongeveer besloten had dat accordeon mijn toekomstig instrument zou worden, kreeg ik van een tante een aanbieding om bij haar in de band te komen, maar dan wel als contrabassist. Ik had nog nooit een bas in mijn handen gehad maar dat mocht de pret niet drukken. Ik was in de loop der jaren, wat liedjes gaan zingen en dat was de voornaamste reden van mijn aanstelling. Mijn tante had een band die al een beetje op een echt orkest begon te lijken. De leden speelden al een hele tijd samen en de optredens deden ze alleen maar met de hele band en niet iedere keer met een andere bezetting. Hier leerde ik ook kennismaken met mijn eerste geschreven noten. De man van mijn tante speelde namelijk alles van blad, wat zijn nadelen had, maar, naar ik later leerde, ook veel voordelen. Ik begon dan ook op een voorzichtige manier muziek te lezen.

We hadden een hele muzikale familie, want ook een oom had een eigen band. De Ragtimeband was heel bekend en gewild in de wijde omgeving en toen de accordeonist opstapte, vroeg ome Wim of ik die plaats in wilde nemen. Ik was inmiddels in dienst geweest, waar ik in een kapel nog overslagtrom geslagen had en ik was natuurlijk in mijn schik met de aanbieding. Dit was echt al een beetje het grote werk. We hadden nog steeds maar één microfoon met zijn vieren, maar wel een echte versterker van 15 watt met twee boxen. We speelde op vaste dansavonden in diverse zalen, waar we contracten hadden voor eens per maand en konden rekenen op een gage van f 7,50 per persoon per avond.
Zo’n avond begon meestal om vijf uur en was om tien uur afgelopen. De meeste muzikanten zetten hun zuurverdiende geld meteen om in geestrijk vocht, zodat de kastelein zijn centen automatisch terug zag vloeien in zijn kas. Ik had al heel vlug gezien, dat je daar heel weinig mee op schoot en dat ik dan eigenlijk veel beter thuis kon blijven of naar het voetballen gaan kijken. Een middag werken en dan de andere morgen nog koppijn heb ik eigenlijk nooit zo zien zitten. Bovendien kreeg de kastelein toch wel de gewenste inkomsten binnen.
Na een jaar of drie, kwam ik in het profcircuit terecht. Er was namelijk een drumster, Hennie Vilé, al een beetje op leeftijd, die wat even oude muzikanten om zich heen verzameld had en een zanger zocht. Dat die accordeon speelde was meegenomen, maar de hoofdzaak was toch de zang. Zij was echt een muzikante van de ouwe stempel. Ze zong 3 of 4 levensliederen, waarvoor ze zichzelf telkens in een andere outfit stak met veel rouge en glitter en omdat veel optredens in België waren, ging dat er in als koek. Ook was er een zanger bij de band die alleen maar operettemelodieën ten gehore bracht. Maar het was een tijd dat er steeds meer Engels repertoire gevraagd werd en daarom moest ik aantreden. We hadden een vast contract in Turnhout voor ieder weekend en ik ging dan zaterdags, na mijn werk, meteen, met de bus op stap en kwam zondags laat, met de laatste bus, weer thuis.
Mijn reiskosten verdiende ik terug, door ieder weekend een fles sterke drank, in mijn accordeon te verstoppen. Dat was in die tijd nog lonend, want sterke drank was verboden in België. Deze band is trouwens ten onder gegaan aan drank en ouderdomsgebreken. Daar hielp mijn bijdrage ook niet meer aan.
Toentertijd werkte ik bij DAF en toen de accordeonist van het DAF-orkest ontslag nam, kon ík aan de slag. Dat was ook de eerste keer dat ik een goede accordeon in handen kreeg.
Voor die tijd kon ik nooit een nieuw instrument betalen, dus moest ik het doen met afdankertjes. Ik mocht de accordeon mee naar huis nemen en gebruiken op alle uitvoeringen.
Na een tijdje kwamen De Valko’s in beeld. Een, in die tijd, zeer gewild orkest, vooral voor kermissen en begon voor mij het echte werk. De meeste optredens waren in die tijd in Noord-Limburg en we hadden iedere week een kermis van 4 dagen. De Valko’s hadden een versterker van 25 watt en twee microfoons. Ik ging daar, voor het eerst, de T.T. van Assen zingen. Ik zong de tekst en Jan Scholte, de trompettist, deed de motorgeluiden. Het sloeg enorm in, vooral toen we het langzamerhand uitbouwden tot een compleet cabaretnummer.
Het liedje duurde oorspronkelijk hoogstens 4 minuten, maar nadat we het een half jaar op het programma hadden, nam het wel een half uur in beslag. Een van de hoogtepunten was, als Gerrit Boers, de contrabassist, een bougie uit zijn zak haalde en die heel omstandig schoon begon te blazen. Op een keer blies hij zo hard, dat zijn gebit op een van de tafeltjes voor het podium, terecht kwam. Het voorstel, om dat iedere keer te doen, werd door hem, als te kostbaar, afgewezen. Na die tijd deed hij de show zonder gebit in zijn mond. De optredens duurden intussen tot elf uur. Tegenwoordig is het vaak twee uur voor we uitgespeeld zijn.

Er heeft in de loop der tijden een hele verschuiving plaats gevonden. De gezelligste dagen waren de zondagen. Er waren op de kermissen dan dikwijls matinees die ‘s morgens om tien of elf uur al begonnen. De hele familie kwam dan opdraven. Van de tachtigjarige oma tot de baby in de kinderwagen, zochten de gezelligheid van het samenzijn in het café. Elk tafeltje had zijn eigen familie en ook zijn eigen muziekvoorkeur. Een rondje voor de band was vanzelfsprekend bij een verzoeknummer. Je werd geacht, alles te kunnen spelen. Er werden net zo goed smartlappen als licht-klassieke stukken van je verlangd. Een orkest was in die tijd zo samengesteld, dat wat de een niet kende, speelde de ander wel en omgekeerd.
Mijn gage was intussen opgelopen tot 25 gulden voor een normale avond en daar kwamen de matinees nog bij. Dat was een enorm bedrag, als je rekening hield met het feit dat ik, in die tijd bij de DAF, voor zes dagen werken ongeveer 67 gulden verdiende en dat waren dagen van ‘s morgens half acht tot ‘s avonds kwart over vijf.
Na het Orkest Koos van Beurden en nog enige bandjes, begon ik mijn eigen trio: De Matondo’s met broer Anton op accordeon, Jan van Nunen drums en ikzelf gitaar en accordeon. Het duurde niet lang of we kregen versterking van een saxofonist: Martin van Winkel en nog wat later stapte Jan Scholte met zijn trompet over van de Valko’s naar de Matondo’s. Dat betekende in feite meteen al succes omdat we nu de T.T. van Assen met 2 motoren konden presenteren. De twee Jannen lieten virtueel hele colonnes racemotoren over de bühne scheuren. Het lied was intussen uitgegroeid tot een heel theatergebeuren.
De eerste plaatjes werden opgenomen: Ome Arjaan, Ay ay ay caramba en Julia waren onze bescheiden bijdrage aan de Nederlandse platencultuur. Een fanclub kon niet uitblijven en bestond hoofdzakelijk uit inwoners van Den Bosch, Berlicum en niet te vergeten Rosmalen.
We deden mee aan ‘de Springplank’ van de K.R.O. en waren gastartiesten bij ‘Moeders wil is wet'. De gage had inmiddels het gigantische bedrag van 50 gulden bereikt. Het grootste succes van de Matondo’s was wel het improviserend vermogen, ook wat de show betrof. Er was elk optreden minstens één onvoorbereid incident op het podium. Als de trompettist geen kurk in zijn trompet vond, dan in ieder geval de saxofonist bier in zijn instrument, of de drummer, in plaats van een schroef, een lucifer in zijn drumkruk.
Op een goeie dag kwamen we tot de conclusie, dat we, in navolging van De Cats, George Baker enzovoort, niet meer verder konden leven zonder roadmanagers. Die waren gauw gevonden: twee broers uit Best. Ze namen ons wel wat werk uit handen, maar buiten dat, was onze apparatuur 2 maal zo vlug versleten en kwamen we ‘s avonds na het optreden te laat voor de uitsmijters of de koude schotel die de kastelein voor ons klaar had gezet.
Het was ook nog de tijd van veel rondjes, die we voor verzoeknummers, vooral de T.T. aangeboden kregen. Als er dan zo’n 40 of 50 glazen omver gedanst of omgeschopt waren, namen we voor de rest van de avond maar chocoladerepen of doosjes pinda’s. We hebben ooit meegemaakt, dat de kastelein, op het laatst van de avond, bij ons zijn eigen versnaperingen terug kwam kopen.
Helaas kwam door onderlinge ruzie een einde aan de Matondo’s. Met Jan van Nunen, Ad Rondeel en Willie Floor begon ik het Heidecombo, waar ik al heel snel mijn eerste langspeelplaat mee opnam bij de MM studio in Arnhem met 12 eigen stukken. Spoedig hierna kwam: ‘Met mijn Johanna’ wat mijn eerste soloschijf was.
Met Arie Geboers vormde ik, nog enkele jaren, het duo de Spinners. Steeds meer ging ik alleen spelen, op modeshows, in verzorgingshuizen en voor de Zonnebloem. Zoon Antal, Jan Meulenbroeks, Ben Walraven, Jan en Jo Huber, Huub van Geffen, Jack Zimmerman waren intussen de diverse invallers bij het Heidecombo.

Samen met Jeanne deed ik een aantal jaren veel optredens met Cabaretgroep Resonans.
Nu begeleid ik 2 zanggroepen op hun muzikale uitstapjes en help ze bij het repeteren van een nieuw lied. Ondanks het feit dat ik besloten had om na 11 CD’s en diverse singels, geen studio meer te bezoeken, heb ik toch maar, op aandringen van familie en vrienden, 16 nieuwe liedjes op een schijf gezet. Het feit, dat er een studio op fietsafstand bijgekomen was heeft daartoe bijgedragen. De titel is heel passend: ”Muzikant”. Ik hoop dat iedereen, die er naar luistert, net zoveel plezier aan beleefd als ik bij het opnemen.


© 2011 - 2024 'n Lutske Brabants - vrijdag 29 maart 2024 - Tijd: 00:00:00 - Webdesign: Broeklandsoft - Sponsor: Frans van den Bogaard