Iedere zondag en woensdag
van 11:00 - 13:00 uur bij
ROS-Radio/ROS-TV-krant,
ZIGGO kan. 43 en Trinet kan. 532
Iedere zondag van 13:00 - 15:00 uur
en dinsdag van 12:00 - 14:00 uur bij
Lokaal 7, FM 107.4 en Lokaal7-app
en maandag en vrijdag van 18:00 - 20:00 uur bij Streektaalradio.nl
en natuurlijk 24 uur per dag
via onze website.

Hannes van Cisse 2018 (Hans Lakwijk)

Ster inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactief
 

Ruud

Kerstsprookje

Op de route van Maastricht naar Utrecht, vlak naast de Napoleonweg lag, onder Best, vroeger een grote herberg. een Uitspanning, bekend als “De Bestse Barrière” Maar als iemand die naam, op die manier, uitsprak begonnen de Bestenaren hartelijk te lachen; want zij kenden het café alleen als “Den Brier” Het was een pleisterplaats voor iedereen, die van Eindhoven naar Den Bosch reisde en omgekeerd. Vooral voerlui en marskramers maakten er veelvuldig gebruik van. De Bestse Barrière was misschien wel de ruimste, vriendelijkste en schoonste taveerne van heel Brabant. Er werden maaltijden opgediend, waarvan de kwaliteit kon wedijveren met de bekendste en grootste eetgelegenheden in de wijde omgeving. Bovendien was het bier er rijkelijk koel en schuimend en de wijn van de allerbeste kwaliteit.
Toch hadden de Bestenaren hun twijfels, als ze weer een reiziger naar Den Brier zagen gaan. De Bazin van de zaak was namelijk, niemand minder dan Kwaaie Kaat. Die was zo sacherijnig, dat dienstboden het er nooit langer dan acht dagen uithielden. De meiden en knechten volgden elkaar zo snel op dat het, in Best, spreekwoordelijk was geworden. Men zei: “Er komen meer dienstboden, bij Den Brier, dan gasten”. Maar er was één uitzondering: Kareltje, de knecht, werkte nu al verscheidene jaren bij kwaaie Kaat. Hij was een vrolijke, knappe jongeling en veel meisjes, uit Best, waagden een oogje aan hem, wat Kaat niet ontging. Ze tierde naar hem en schold hem van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat de huid vol; maar Kareltje trok zich daar niets van aan, hij zong. Hoe harder de bazin bulderde, hoe luider Kareltje, zijn eigen gemaakte liederen, liet horen. Hij zong, bij alles wat ie deed.
Zingen was zijn tweede natuur. Zeker driemaal in de week werd Kareltje de deur uitgesmeten en stonden zijn koffers op straat, daarna klonk het: “M’n huis uit boerenkinkel, maak dat je weg komt, deugniet”. Kareltje hoorde het niet, hij floot als een merel en zong tweemaal zo lustig, als eerst, zijn lijflied voor Kwaaie Kaat:

“Waar kun je beter zijn,
dan daar waar vrede leeft.
wat voelt een mens zich fijn,
die ’t zo genoeglijk heeft”.

En als Kaat hem toesnauwde: “Ik heb al je spullen op straat gesmeten”, zei hij: “Da’s niet slim Kaat; want dan heb je dubbel werk”. Met hetzelfde gemak, waarmee ze Karels spullen buiten zette, bracht zij ze daarna ook weer binnen, waarbij de trapleuning het meestal moest ontgelden.
Toen Karel zo’n jaar of tien in de Brier woonde en een paar honderd keer op straat was gezet, kwam er, vlak voor Kerstmis, een echtpaar aan de deur. Een jonge vrouw en een jonge man, die er een beetje armoedig uitzagen, vroegen om onderdak en vertelden er meteen bij dat ze een uitkering hadden, dus niet zoveel hadden te besteden. Bovendien was het vrouwtje zichtbaar zwanger en de man was heel erg bezorgd om haar. Kaat zei: “We zitten vol tot aan de nok” en wees hen op het gastenboek en op het bestaan van het Leger des Heils, dat wel voor hen zou zorgen, als de nood aan de man komt. Karel echter, die het gesprek op een afstandje had gevolgd, bood hen zijn kamer aan en voegde er meteen aan toe, dat hij toch de meeste tijd op straat sliep. Van de weeromstuit bood Kaat het paar, met tegenzin, de schuur aan, die achter in de tuin stond.

Een van de hoeken was wel waterdicht en tochtvrij te maken, dacht ze. Een paar versleten dekens waren er ook nog wel ergens voorhanden. Het paar was al lang blij dat er onderkomen geboden werd en dankte Kaat in alle toonaarden.
Op eerste kerstdag werd, zonder problemen, het kind geboren en, behalve veel werk, brengt zo’n kerstkindje, ongedacht, wonderen te weeg, zelfs in het gemoed van kwaaie Kaat. Ze kocht kleertjes voor het wicht, lekkere dingen voor de moeder en wat het meest opviel: Ze vergat zowat de hele dag te snauwen, tegen de nieuwbakken vader en zelfs tegen Karel. Een van de gasten zei, dat hij haar zelfs, vanzelfsprekend wel binnensmonds: “er is een kindeke geboren”, had horen zingen. Karel was volslagen verbaasd over de totale ommekeer bij Kaat en stak dat niet onder stoelen of banken. Kaat zei: “Zo’n wurm in de winter op straat zetten, kan ik niet over mijn hart verkrijgen. Dat is heel wat anders dan zo’n onbeschaamde kerel, die altijd liedjes loopt te zingen en zich nergens iets van aan trekt.” Vanaf die tijd werd alles compleet anders en ontdekten Karel en ook Kaat dat ze al die jaren meer voor elkaar gevoeld hadden, dan ze toe wilden geven. Het gelukkige eind van ’t verhaal was, dat op een goeie dag, in de zomer, bij de Brier, een geweldig bruiloftsfeest losbarstte. een Festijn zoals er al jaren in heel de wijde omtrek meer gevierd was. Karel en Kaat beloofden elkaar eeuwige trouw en de belangrijkste gasten, op de bruiloft, waren de jonge man en het jonge moedertje, met haar kindje, dat er voor gezorgd had, dat van toen af aan de spulletjes van Karel niet meer op straat werden gezet en Kaat voortaan, door iedereen, Kaat Content genoemd werd. En als, jaren later, Kaatje en Karel, onder de kerstboom naar hun kroost zaten de kijken en Kaatje zei: ”Wat was ik vroeger toch een kreng, vind je niet, vader?”, dan antwoordde Karel: “Och moeder, daar had ik nooit erg in, ik had het veel te druk met zingen:

Waar kun je beter zijn,
dan daar waar vrede leeft.
Wat voelt een mens zich fijn,
die ’t zo genoeglijk heeft.


© 2011 - 2024 'n Lutske Brabants - donderdag 28 maart 2024 - Tijd: 00:00:00 - Webdesign: Broeklandsoft - Sponsor: Frans van den Bogaard