264. Bouwblok uit 1931 - Van Noremborghstraat 3-7

Het bouwblok van beneden- en bovenwoningen aan de Van Noremborghstraat 3-7 is in 1931 gebouwd door de architect J. van den Berg.
Foto: Josephine Peren

Het bouwblok van beneden- en bovenwoningen aan de Van Noremborghstraat 3-7 is in 1931 gebouwd naar ontwerp van de architect J. van den Berg, in een sobere Amsterdamse Schoolstijl. De gevels bevinden zich direct op de rooilijn. Ter hoogte van de begane grond is de hoek van het pand afgeschuind. Het omvat drie niveaus: begane grond, eerste verdieping, zolderverdieping. Het heeft een prominent mansardedak met ongelijke dakschilden. De nok loopt evenwijdig aan de Van Noremborghstraat en is gedekt met oranjerode Tuiles du Nord-dakpannen. Aan de achterzijde is het pand voorzien van diepe twee- en drielaagse uitbouwen met plat dak, voorzien van balkons ter hoogte van de tweede verdieping. Het bouwblok staat geregistreerd als gemeentelijk monument.

De voorgevel is nagenoeg symmetrisch van opbouw en wordt gedomineerd door een uitspringende middenrisaliet. Op de begane grond bevinden zich in de risaliet vier gevelopeningen, waarvan er drie voorzien zijn van een voordeur. Hier is het bakstenen muurwerk beperkt tot brede, overhoeks gemetselde muurdammen tussen de gevelopeningen. De overhoekse muurdammen zijn geplaatst op een vierkante borstwering, die afgedekt is met een hardstenen plaat. Een uitstekende betonnen lijst scheidt de vier gevelopeningen van de veelkleurige, glas-in-lood gevulde bovenlichten. De vierde gevelopening is voorzien van een venster, geplaatst op een gemetselde borstwering. In het midden van de brede uitbouw op de eerste verdieping bevindt zich een inpandige loggia onder een rondboog. De uitspringende balustrade is van baksteen en is geheel gesloten. De eensteens boogneg is gesierd met een uitgemetselde koppenlaag, in de top gesloten met een hardstenen sluitsteen. Aan weerszijden van de loggia en in de smalle strook opgaand muurwerk aan de zijkanten van het risaliet, bevinden zich twee smalle vensters met een schuivend onderraam en vast bovenlicht. Boven het middenrisaliet is een zogenoemde strokendakkapel zichtbaar, bestaande uit vier gekoppelde draairamen, die elk een roedenindeling in vieren bezitten.

De langgerekte dakkapel heeft een plat dak met een eenvoudige daklijst. Rechts van het middenrisaliet bevindt zich op begane grond- en verdiepingsniveau een breed samengesteld venster met bovenlichten. Aan de linkerzijde wordt het middenrisaliet gevolgd door een smal venster, hoog venster met kleine roedenindeling. Beide flankerende geveldelen worden beëindigd door een bakgoot met forse overstek.

De brede zijgevel grenst aan de Jonge Voetboogstraat. Deze omvat zowel het drielaagse bouwdeel onder het mansardedak, als de aansluitende, tweelaagse uitbouw met balkon. Net als de voorgevel is de linker zijgevel gemetseld met een lichte baksteen en geplaatst op een trasraam van donkere, in kruisverband gemetselde stenen. Op de begane grond bevinden zich twee hoge vensters met kleine roedenindeling, voorzien van een keramische onderdorpel. Bij de kamer aan de voorzijde bevindt zich op de eerste verdieping een samengesteld venster met dubbel bovenlicht. Qua vormgeving en detaillering is het identiek aan de vensters in de voorgevel. De gevel is voortgezet in het metselwerk van een manshoge erfscheidingsmuur met rondboogpoort. Hierop sluit een één bouwlaag tellende garage met plat dak aan.

8